boeten voor (v) (straf) | für etwas aufkommen müssen (v) (straf) |
boeten voor (v) (vergissing) | sühnen (v) (vergissing) |
boeten voor (v) (straf) | bezahlen für (v) (straf) |
boeten voor (v) (straf) | büßen für (v) (straf) |
boeten voor (v) (vergissing) | wieder gutmachen (v) (vergissing) |